Archief 2013
Verwerping beroep tot nietigverklaring van het besluit om Nizar TRABELSI uit te leverenNizar Trabelsi heeft de Raad van State verzocht het besluit van de minister van Justitie van 23 november 2011, waarbij zijn uitlevering aan de Regering van de Verenigde Staten wordt toegestaan, nietig te verklaren. De betrokkene is in 2003 in België veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar omdat hij een aanslag had beraamd op de militaire basis van Kleine Brogel en omdat hij het brein was achter een criminele organisatie. De Amerikaanse overheden hadden al in 2008 om zijn uitlevering verzocht. Dat verzoek steunde op een schriftelijke aanklacht waarin de betrokkene de volgende feiten, die door de Amerikaanse wetgeving strafbaar worden gesteld, ten laste worden gelegd: bendevorming met het oogmerk onderdanen van de Verenigde Staten te vermoorden, poging tot het gebruik van massavernietigingswapens en steun aan een buitenlandse terroristische organisatie. Tot staving van zijn beroep heeft verzoeker tegen het bestreden besluit hoofdzakelijk ingebracht dat zijn uitlevering aan de Verenigde Staten hem, wegens de Amerikaanse politiek van “war on terrorism”, dreigde bloot te stellen aan onmenselijke of vernederende behandelingen bestaande uit foltering, met schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, alsook van de Belgische wetgeving inzake uitlevering. Tevens heeft hij betoogd dat het risico te worden veroordeeld tot een niet-samendrukbare levenslange gevangenisstraf neerkomt op een onmenselijke en vernederende behandeling.
In het arrest nr. 224.770 van 23 september 2013 is geoordeeld dat uit de garanties die de Amerikaanse overheden aan de Belgische overheden hebben geboden, kan worden opgemaakt dat verzoeker niet zal worden blootgesteld aan de uitzonderlijke omstandigheden van opsluiting die hij aan de kaak stelt, zodat het risico dat hij onmenselijke en vernederende behandelingen zal moeten ondergaan, niet is aangetoond. De Raad van State oordeelt tevens dat, in de veronderstelling dat verzoeker door de Amerikaanse rechtbanken wordt veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, het Amerikaanse recht toch de mogelijkheid biedt om de levenslange straf te herzien teneinde ze om te zetten of op te schorten of teneinde de gedetineerde onder voorwaarden in vrijheid te stellen, wat de naleving van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden waarborgt.
Het arrest van de Raad van State sluit aan bij de zienswijze van de kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep van Brussel, dat in juni 2010 een gunstig advies heeft verleend inzake de uitlevering van Trabelsi, maar dat aan deze uitlevering de voorwaarden heeft verbonden dat Trabelsi niet tot de doodstraf zou worden veroordeeld en dat een levenslange straf zou kunnen worden omgezet, zelfs indien het een veroordeling wegens terroristische daden betreft. In december 2009, ten slotte, heeft verzoeker ook bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een verzoekschrift ingediend teneinde door dit Hof te laten vaststellen dat de procedure van zijn uitlevering een schending inhoudt van Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, wegens de foltering en de onmenselijke en vernederende behandelingen die hij in de Verenigde Staten dreigt te ondergaan. In juli 2013 heeft het Hof het onderzoek van deze zaak verdaagd in afwachting van het arrest van de Raad van State.
(23/09/2013) |