Archief 2013
Reglement van Charleroi over het dragen van religieuze symbolen door leerkrachten - Beroep verworpenBij arrest nr. 223.042 van 27 maart 2013 heeft de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het beroep tot nietigverklaring verworpen dat door een leerkracht was ingesteld tegen het reglement van orde, in maart 2010 door de stad Charleroi vastgesteld. Dat reglement verbiedt het onderwijzend personeel, met uitzondering van de leerkrachten godsdienst of niet-confessionele zedenleer, opvallende religieuze, politieke of levensbeschouwelijke symbolen te dragen in de uitoefening van zijn activiteiten. De algemene vergadering heeft vooreerst geoordeeld dat een dergelijk reglement ontegensprekelijk een “wet” is in de zin van artikel 9, lid 2, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Artikel 19 van de Grondwet vereist niet dat een dergelijk verbod wordt uitgevaardigd bij een wet of een decreet; plaatselijke overheden zijn immers, binnen hun bevoegdheidssfeer, gerechtigd om reglementen vast te stellen die de uitoefening van grondwettelijke vrijheden kunnen beperken. Vervolgens heeft de algemene vergadering zich uitgesproken over de verenigbaarheid van dit verbod met de vrijheden die door artikel 19 van de Grondwet worden gewaarborgd. Hierbij heeft ze geoordeeld dat de stad Charleroi als onderwijsorganiserende instantie op basis van de decreten van de Franse Gemeenschap van 31 maart 1994 en 17 december 2003 inzake de bepaling van de neutraliteit in het onderwijs, kon bepalen welke opvatting van neutraliteit zij in haar onderwijsinstellingen wil waarborgen. De algemene vergadering is aldus nagegaan of deze inmenging in de vrijheid van godsdienst van de leerkrachten in een democratische samenleving terdege noodzakelijk was, rechtmatig en evenredig met het nagestreefde doel. Ze heeft geoordeeld dat het beginsel van neutraliteit van het onderwijs, bedoeld in artikel 24 van de Grondwet, inzonderheid de eerbiediging van de levensbeschouwelijke, ideologische en religieuze overtuigingen van de ouders en de leerlingen inhoudt, en dat de Franse Gemeenschap door het aannemen van de voornoemde decreten een onderwijsmodel heeft willen verdedigen waarin het ambt van de leerkracht primeert op zijn levensbeschouwelijke, culturele en religieuze gezindheden als individu. Volgens de algemene vergadering is zulks een rechtmatig doel. Tevens heeft de algemene vergadering opgemerkt dat het voortdurend dragen van een teken van overtuiging een opvallende uiting was van een religieuze gezindheid die de leerlingen onophoudelijk met deze overtuiging confronteerde. In die context heeft ze geoordeeld dat deze inmenging in de vrijheid van godsdienst van de leerkrachten tegemoetkomt aan de noodzaak om, in een democratische samenleving, de leerlingen een zo objectief mogelijk onderwijs te waarborgen, door elkeen de mogelijkheid te geven zijn eigen mening te vormen, en waarbij de overheid tevens de rechten en vrijheid van de anderen moet beschermen, in casu die van de ouders en de leerlingen, en een billijk evenwicht moet nastreven tussen de grondrechten van elkeen. De algemene vergadering besluit daaruit dat het verbod waarvoor de stad Charleroi zich heeft uitgesproken, niet buitensporig is. (28/03/2013) |