Beroepen tot nietigverklaring van Philippe METTENS: drie arresten van de Raad van StatePhilippe METTENS, voormalig voorzitter van het directiecomité van de Programmatorische Overheidsdienst Wetenschapsbeleid (BELSPO), heeft bij de Raad van State verschillende beroepen tot nietigverklaring ingesteld met betrekking tot het einde van zijn mandaat en zijn vervanging door René DELCOURT.
Bij de arresten nrs. 236.471 en 236.472 van 22 november 2016, heeft de Raad van State de nietigverklaring uitgesproken van de aanwijzing van René DELCOURT als voorzitter ad interim van het directiecomité van BELSPO, van de impliciete weigering om Philippe METTENS voor diezelfde functie aan te wijzen en van de beslissing van de Ministerraad van 3 april 2015 waarbij die functie in klasse 5 wordt ondergebracht.
Bij arrest nr. 236.471 stelt de Raad van State vast dat het feit dat ervoor wordt gekozen om René DELCOURT aan te wijzen als voorzitter ad interim van het directiecomité in plaats van het mandaat van Philippe METTENS voor die functie tijdelijk te verlengen niet gemotiveerd is, met name niet wat de vergelijking van de aanspraken en verdiensten betreft.
Bij arrest nr. 236.472 oordeelt de Raad van State dat het onderbrengen van de functie van voorzitter van het directiecomité van BELSPO in klasse 5 in plaats van in klasse 6 niet is gebeurd met inachtneming van de criteria die zijn vastgesteld bij het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten.
Bij arrest nr. 236.470 heeft de Raad van State daarentegen geoordeeld dat de door Philippe METTENS bestreden handeling, namelijk een brief van de staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid van 3 april 2015, niet kon worden beschouwd als de definitieve beslissing om zijn mandaat aan het hoofd van BELSPO niet te verlengen, maar wel als een gewone brief waarin hem werd meegedeeld dat zijn mandaat van rechtswege afliep op 7 april 2015, waarin hem werd verzocht om de middelen die hem voor de uitoefening van zijn functie ter beschikking waren gesteld terug te geven en waarin werd aangekondigd dat de vacature van de functie eerstdaags zou worden bekendgemaakt. De Raad van State is van oordeel dat dit beroep onontvankelijk is, aangezien verzoeker geen rechtstreeks nadeel ondervindt. Niets belette hem immers om zich kandidaat te stellen voor de functie zodra ze vacant verklaard was, wat hij trouwens heeft gedaan op 4 april 2015. (22/11/2016) |