Vordering wegens uiterst dringende noodzakelijkheid: constructieve motie van wantrouwen in AwansBij de Raad van State is volgens de procedure van uiterst dringende noodzakelijkheid een vordering ingesteld tot schorsing van de beslissing van de Waalse Regering houdende vernietiging van de constructieve motie van wantrouwen die door de gemeenteraad van Awans is aangenomen op 27 juni 2014. Bij zijn arrest nr 228.128 van 29 juli 2014 heeft de Raad van State besloten die vordering af te wijzen. De Raad van State oordeelt dat de uiterst dringende noodzakelijkheid weliswaar bewezen is, gelet op de grote spanningen die binnen de organen van de gemeente Awans heersen en die de goede werking van die gemeente in het gedrang kunnen brengen, maar oordeelt evenwel dat geen enkel middel van het verzoekschrift in dit stadium van de procedure ernstig kan worden bevonden.
De Raad van State stelt ten eerste dat de beslissing van de Waalse Minister van de Plaatselijke Besturen een handeling van toezicht is die tijdens de periode van lopende zaken genomen kon worden en dat de Minister zich bij zijn handeling gehouden heeft aan de zorgvuldigheidsplicht en volledig onpartijdig is gebleven. Ten tweede stelt de Raad van State dat hij, bij de huidige stand van de bepalingen van het Waals Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, alleen kon vaststellen dat de “gemengde” motie van wantrouwen, die zowel tegen het gemeentecollege als tegen de burgemeester in het bijzonder gericht was, niet voldeed aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden van een individuele motie. (29/07/2014) |