Archief 2013
De toepassing van artikel 22bis van de Grondwet in asielzakenMet het arrest 223.630 van 29 mei 2013 verwerpt de Raad van State het cassatieberoep tegen het arrest nr. 80.534 van 27 april 2012 van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
De verzoekers hadden aangevoerd dat iedere Belgische instantie op grond van artikel 22bis van de Grondwet, dat bepaalt dat het belang van het kind de eerste overweging is bij elke beslissing die het kind aangaat, de verplichting heeft "het hogere belang van het kind te onderzoeken".
De Raad van State overweegt dat een dergelijke algemene bepaling op zichzelf niet volstaat om toepasbaar te zijn zonder dat verdere uitwerking of precisering ervan nodig is en dat, bij gebrek aan directe werking, de verzoekers zich niet rechtstreeks op deze bepaling kunnen beroepen om tot een onwettigheid in het bestreden arrest te besluiten. Hij stelt verder dat deze algemene bepaling geen afbreuk kan doen aan de eigenheid van het asielrecht waar de artikelen 48/3 en 48/4 van de Vreemdelingenwet, in uitvoering van Europese regelgeving en van het Vluchtelingenverdrag, duidelijk omschreven voorwaarden voorzien voor de erkenning als vluchteling dan wel de toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus. De Raad van State overweegt bovendien dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, die te dezen met volle rechtsmacht uitspraak heeft gedaan en de zaak dus ten gronde heeft onderzocht, wel degelijk de situatie van de kinderen van de verzoekers in ogenschouw heeft genomen. Hij stelt daarbij nog vast dat de verzoekers hun beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen enkel in eigen naam en niet in naam van hun kinderen hebben ingesteld. (07/06/2013) |